Freestyle skiën: de officiële disciplines

De acrobatische sprong is een van de oudste disciplines van het freestyle skiën. De skiër vertrekt hierbij van de top van een helling en bereikt een snelheid van 65km/u voordat hij zijn sprong waagt vanaf een schans met een hellingsgraad van 67°. In de lucht maakt hij rotaties en figuren. Die sprongen en figuren worden dan beoordeeld door een jury, volgens verschillende criteria (grootte van de beweging, de uitgevoerde figuren en de landing). De springer krijgt een punt, dat wordt vermenigvuldigd met een coëfficiënt, afhankelijk van de moeilijkheidsgraad van de geplande sprong. Alle springers doen twee sprongen. Degene met de hoogste punten wint de wedstrijd. Voor de acrobatische sprong gebruiken de skiërs geen skistokken.

Het mogulskiën is een freestyle discipline waar de skiër een 250 meter lange piste moet bedwingen waarop allerlei heuveltjes zitten. Op het parcours staan ook twee schansen waar de skiër twee verschillende acrobatische figuren moet uitvoeren. Bij de competitie worden de skiërs beoordeeld volgens 3 criteria: De techniek telt voor 60% van de punten, de sprongen voor 20% en de snelheid (op chrono) ook voor 20%. De skiër met de hoogste punten wint de wedstrijd.

Skicross is een race over een parcours met sprongen en moeilijke bochten, waarbij 4 skiërs het tegen elkaar opnemen. Het doel is eenvoudig: als eerste over de aankomstlijn komen. Over het algemeen kun je de wedstrijden in twee etappes verdelen: de kwalificaties en de knock-outfase. Bij de kwalificaties legt elke skiër individueel het parcours af, op snelheid. De 32 snelste skiërs uit de kwalificaties kunnen daarna deelnemen aan de volgende stap in de wedstrijd. Per vier nemen ze het dan tegen elkaar op in een race. De twee snelste van elke race worden dan gekwalificeerd voor een volgende race, de andere twee worden uit de wedstrijd gehaald. De finale vangt aan als er maar 4 skiërs meer overblijven. De eerste die over de aankomstlijn komt, is de grote winnaar.

D halfpipe is een echte freestylediscipline waarbij de skiërs een reeks figuren moet uitvoeren in een halfpipe, een sneeuwstructuur in de vorm van een halve buis, met twee verticale wanden. De skiër, ook wel de rider genoemd, wordt beoordeeld door een jury, op basis van zijn stijl en de moeilijkheidsgraad van de figuren die hij tijdens zijn run uitvoert. Over het algemeen doet elke rider in de competitie twee runs. De skiër met de beste run wint de wedstrijd.

De slopestyle is een van de populairste disciplines in het freestyle. Zijn naam komt van twee Engelse woorden: “Slope” wat "afdaling' betekent, en "Style”. Het principe is simpel: afdalen via een piste met verschillende modules zoals schansen en sliderails waarop de skiërs acrobatische figuren of tricks kunnen uitvoeren. Bij de halfpipe of in big air hebben de riders ski's met een dubbele nose, zodat ze voor- of achterwaarts kunnen afzetten of landen. De rider mag zelf kiezen welke modules hij gebruikt om de mooiste run neer te zetten. De skiër die volgens de jury de mooiste prestatie neerzet, wint.

En last but not least, de big air. Deze discipline is zijn naam waardig: het gaat over een discipline waar de skiër een sprong maakt vanaf een schans met een indrukwekkende hoogte. Hij komt aangeskied vanaf een helling, zet af voor zijn sprong, maakt in de lucht een figuur en zorgt voor een mooie landing. In tegenstelling tot het acrobatisch skiën maakt de skiër hier wél gebruik van skistokken.