Ontdek alle begrippen over sneeuwhiken met Quechua

Woordenlijst sneeuwwandelen

Hieronder geven we je een overzicht van alle technische begrippen over sneeuwhiken, tot in detail uitgelegd.

Sneeuwhiken is een geweldige manier om de bergen rustig aan of op een sportieve manier te ontdekken. Hier vind je een overzicht van alle begrippen van deze ontspannende en deugddoende sport.

Hieronder geven we je een overzicht van alle technische begrippen over sneeuwhiken, tot in detail uitgelegd.

1e LAAG
Deze kleding hoort goed aan te sluiten op je lichaam, het is een basislaag die warmte creëert en zweet afvoert.

2e LAAG
Deze isolerende laag wordt gedragen boven de basislaag, dit is bijvoorbeeld een jas, een fleece of een dunne donsbodywarmer die een isolerende functie heeft en die warmte geeft.

3e LAAG
Deze buitenste kledinglaag trek je aan om je te beschermen tegen de weersomstandigheden zoals wind, regen en sneeuw. Ze zorgt niet voor warmte, omdat je die normaal gezien krijgt van de eerste en de tweede laag. Soms bestaan de 2e en de 3e laag uit 1 enkel kledingstuk, die naast bescherming tegen invloeden van buitenaf ook voor warmte zorgt.

3 LAGEN
Wat betreft je kleding voorzie je best 3 lagen over elkaar met elk een verschillende functie zoals het geven van warmte, het ademend vermogen, de waterdichtheid... voor maximaal comfort en bescherming tijdens een trip in de natuur, vooral in de bergen tijdens de winter.

A

ANTISLIP OF SLIPVASTHEID
Bij de uitrusting voor sneeuwhiken worden dezelfde antislipnoppen gebruikt als die bij alpinisme, ze worden bovenop je schoen geplaatst, maar zijn gemaakt uit soepel materiaal (rubber) en hebben kleinere noppen (zogeheten picots). Ze bieden grip op aangestampte sneeuw, zelfs op ijs of ijzel, en zijn gemakkelijk aan en uit te trekken.

AFDALING
Het ogenblik waarop men na een klim tijdens de wandeling weer naar beneden komt, meestal is dit synoniem aan een beloning. Kan erg leuk zijn op sneeuwschoenen, als je jezelf kunt laten glijden op de sneeuw.

ADEMEND VERMOGEN
Het vermogen van een kledingstuk of schoen om het lichaam te laten ademen, waardoor ophoping van vocht wordt vermeden in het kledingstuk en je bijgevolg geen kou krijgt.

B

BERGKANT
Dat deel van de berg dat boven je ligt, dat omhoog gaat.

BAKEN
Een baken is een element dat wordt gebruikt om een bepaalde route aan te geven, de te volgen weg. Vaak een houten of plastic gekleurde stok die verticaal langs de route in de grond wordt geplaatst, telkens een paar meter tot een paar honderd meter uit elkaar, ze worden vooral gebruikt in de winter. Er bestaan ook 'natuurlijke' bakens, 'cairns' genaamd, een hoop stenen die op elkaar geplaatst worden en een zo verticaal mogelijke stapel vormen. De bakens die tijdens de zomer gebruikt worden langs de wandelpaden zijn in een witte, gele en rode kleur geverfd op de meest strategische punten, de bakens voor winterwandelingen lijken op skipistebakens (stokken die geplaatst zijn in de sneeuw aan de rand van de piste), de paarse kleur geeft aan dat het wandelpaden zijn, zowel voor wandelaars als voor sneeuwwandelaars. Diezelfde paarse bakens, voorzien van een kleine vlag met daarop een afbeelding van een skiër, worden momenteel ook in bepaalde skigebieden gebruikt om de skiroutes aan te duiden.

BINDING
Deel van de sneeuwschoen waarin je je schoen plaatst. De meest gebruikte zijn die met een scharnier, met spangespen, waardoor elke schoen erin past. Een aantal wordt gebruikt als langlauf-binding, met specifieke schoenen, of als tourskibindingen, daarvoor heb je skischoenen nodig met noppen, met speciale inkepingen.

BEENKAPPEN
Een stuk waterdichte stof in kokervorm, die onderaan de schoen wordt bevestigd met een elastische band of gesp in metaaldraad, die met een rits aan de achterkant wordt bevestigd en de schoen en de broek bedekt tot aan de bovenkant van de kuit. Vermijd binnendringen van sneeuw of water, zeer praktisch voor sneeuwwandelingen als je broek nog niet uitgerust is met beenkappen of niet voldoende beschermt.

BLOKKEERPEN
Onderdeel van de sneeuwschoen dat wordt gebruikt om de binding vast te zetten, niet-geleed, met vastgezette hiel en niet beweegbaar.

C

COL OF BERGPAS
Laag punt op een bergkam, tussen twee pieken.

D

DALKANT
De dalkant in de bergen is het deel van de berg dat onder je ligt.

E

F

FRAME
Het deel van de sneeuwschoen dat zich onder je schoen bevindt en waarvan de breedte het draagvermogen bepaalt, afhankelijk van de kwaliteit van de sneeuw. Hoe breder het frame, hoe meer draagkracht de sneeuwschoen zal hebben. Op zachte sneeuw (poedersneeuw of lentesneeuw) heb je meer draagkracht nodig, zo verminder je fysieke inspanning als je wil voorkomen dat je in de sneeuw wegzakt.
TOPO

G

GRIP
Vermogen van je schoenen of van je sneeuwschoenen om zich vast te hechten in het terrein, bij sneeuw, m.a.w. uitglijden vermijden tijdens het stijgen of dalen.

H

HOOGTE
De hoogte van een plaats ten opzichte van de zeespiegel, het referentieniveau is 0 m. Je bevindt je pas op een hoogte vanaf 1500 m boven de zeespiegel. Om je een idee te geven, de skigebieden bevinden zich over het algemeen tussen 1.000 m en 3.800 m hoogte.

HANDSCHOENEN
Belangrijk accessoire voor sneeuwhiken om je handen warm te houden en ze te beschermen tegen externe omstandigheden. Voor sneeuwhiken geven we de voorkeur aan dunne, lichte handschoenen, die vooral tegen de wind beschermen, neem een tweede paar mee in je tas om ze te vervangen als ze nat zijn of als de weersomstandigheden veranderen en ze niet warm of waterdicht genoeg zijn.

HELLINGSHOEK
De verhouding tussen de lengte van de helling en het hoogteverschil, bijvoorbeeld een 2 km lange helling die met 200 m afdaalt (wat overeenkomt met het verschil tussen het hoogste en het laagste punt van de helling), is 10 %.

HANDGREEP
Het deel van de stok waarmee je hem vasthoudt, het bevindt zich bovenaan de stok, rust op de buis is meestal bedekt met een antislipmateriaal.

I

ISOLEREND
Het vermogen van een kledingstuk of een schoen om te isoleren bij externe omstandigheden zoals de wind of de kou, zodat je hier totaal geen last van hebt en comfortabel kunt genieten van een uitstap in de buitenlucht, ondanks de minder goede omstandigheden voor het lichaam.

J

K

KLOOF
Diepe spleetvormige opening van de grond, in de rots van een berg of in het ijs van een gletsjer. Scheuren op gletsjers zijn bijzonder gevaarlijk omdat ze vaak bedekt zijn met sneeuw, vooral in de winter, en ze zijn met het blote oog niet waarneembaar.

KLAUWEN
De klauwen zijn geïntegreerd in de binding van de sneeuwschoen, ze bevinden zich onder je tenen en zakken in de sneeuw als je je voet afrolt tijdens het stappen. Zeer praktisch om je te helpen klimmen op een steile helling, of af te remmen bij de afdaling.

L

LAWINEBERICHT
Dit bericht wordt dagelijks verspreid, van 15 december tot 30 april en geeft informatie over het lawinegevaar op een schaal van 1 tot 5, de toestand van de sneeuwlaag in verhouding met de sneeuwval, de wind, en ook de mogelijke oorzaken van lawines (spontaan, veroorzaakt door skiërs...). Het is online beschikbaar en wordt per bergmassief aangepast. De skigebieden zelf geven voortdurend updates door met bijhorende waarschuwingsadviezen.

LUS
Wandelroute* die bestaat uit een volledige tocht, een lus, zodat je terugkeert naar het startpunt zonder dezelfde weg te nemen, in tegenstelling tot een wandelweg heen en terug.

M

MIDDELGEBERGTE
Gedeelte van de berg dat boven het laaggebergte gelegen is en onder het hooggebergte. Algemeen wordt aangenomen dat het hooggebergte op ongeveer 2.000 meter boven de zeespiegel begint, en het middelgebergte tussen de 1.000 en 2.000 meter boven de zeespiegel.

N

O

P

POLSLUS
Lus bevestigd aan de handgreep van de stok, je haalt je hand erdoor zodat je de stok in geen geval verliest.

POEDER
Poedersneeuw, verse sneeuw. In het Frans noemen ze dit ook wel 'peuf', een woord afkomstig uit een Savoyardisch dialect en dat letterlijk 'stof' betekent.

Q

R

ROUTE
De weg die je neemt om van een plaats naar een andere te gaan. In de bergen kan je een heen-terug route nemen of een lus maken*.

S

SPANGESP
Zo kan je de bindingen van je sneeuwschoenen afstellen voor je aan de wandeling begint. Deel waar de riem wordt ingebracht waarmee je de instellingen kunt vastzetten en onthouden.

SCHOKDEMPING
Het vermogen van je schoenzool om schokken op te vangen als je buiten gaat wandelen. Dit is nodig om comfortabel te wandelen, zeer belangrijk om je gewrichten (enkels, knieën, bekken) en je rug te beschermen.

STOKKEN
Stokken zijn onmisbaar bij een wandeluitrusting, ze worden gebruikt voor meer balans tijdens het stappen, en zijn een hulpmiddel op gladde of hobbelige ondergrond, om de benen te ontlasten bij het stijgen en om er op te steunen bij het afdalen. Ze zijn voorzien van een schijfje om in de winter te voorkomen dat de stok te diep in de sneeuw wegzakt, het schijfje kan veranderd worden al naargelang de ondergrond: klein schijfje voor harde en aangestampte sneeuw, grote schijf voor poedersneeuw.

STIJGHULP
Het achterste deel van de binding van je sneeuwschoen zorgt ervoor dat de voet opgetild blijft, niet volledig vlak komt tijdens het klimmen, en zo de intensiteit van het klimmen vermindert. Klimmen is makkelijker met een stijghulp, die gebruikt wordt wanneer de hellingshoek middelmatig tot steil is.

SPANRIEMPJES
Deel van de sneeuwschoen om de grootte aan te passen. Het riempje wordt aan de ene kant bevestigd aan de binding van de sneeuwschoen, en het andere uiteinde wordt het in een spangespgestoken, waardoor je schoen precies past in de sneeuwschoen en zo zorgt voor maximaal comfort en prestatievermogen.

SNEEUWLAAG
Ophoping van sneeuw, die min of meer een dikke laag vormt, die de bergen in de winter bedekt en in de lente geleidelijk aan weer verdwijnt. Bestaat uit verschillende lagen die, afhankelijk van hun samenhang en de belasting die erop wordt uitgeoefend (hitte, gewicht van de skiërs, enz.), kunnen loskomen en lawines veroorzaken.

SNEEUWSCHOENEN
Uitrusting die het mogelijk maakt om op dikke lagen zachte of verse sneeuw te lopen en niet weg te zakken in de sneeuw, dankzij het racket onder de schoen. De sneeuwschoen wordt met riemen aan de schoen vastgemaakt en is handig op harde sneeuw, omdat hij uitgerust is met noppen. Dit is de iconische uitrusting voor sneeuwhiken.

SPANRIEMEN
Riemen die vastzitten aan de sneeuwschoenen waardoor je de bindingen van je sneeuwschoenen goed kunt afstellen.

SNOWCONTACT
Decathlon-technologie waardoor de zool van je schoen veel grip biedt op besneeuwd terrein. Perfect voor sneeuwhiken.

T

TELLER
De teller van je stok, is bevestigd op het onderste gedeelte ervan, op een paar centimeter van de punt. Ze voorkomt dat de stok te diep in de sneeuw wegzakt als je hem plaatst. Er zijn verschillende groottes, zo kan je de stok bij een andere sneeuwkwaliteit makkelijk aanpassen: groot voor poedersneeuw, klein voor harde sneeuw, middelgroot voor veelzijdig gebruik.

TWEEDE HUID OF BASELAYER
De tweede huid is de eerste laag kleding die direct op de huid wordt gedragen tijdens het sporten. Ben je op zoek naar comfort tijdens je uitstap in de natuur, dan is dit een belangrijk kledingstuk: het moet warm zijn, maar ook ademend, zodat er geen vocht vastgehouden wordt en je geen kou vat.

TOPO
Een topo is een gedetailleerde routebeschrijving met over het algemeen een kaart, een beschrijving van de route, opmerkingen over de moeilijkheden en hoe deze te overwinnen, eventueel een moeilijkheidsgraad, indien nodig uitwijkmogelijkheid.

TOPOGRAFIE
Ligging en reliëf van een plaats.

THERMISCH
Een thermisch kledingstuk is een kledingstuk dat je van warmte voorziet, als eerste laag. De eerste laag noemt men geregeld 'thermisch'.

U

V

VETERGANG
Manier van stijgen tijdens het wandelen, waarbij je de helling schuin in 1 richting oversteekt, nadien in de andere richting, en zo verder tot wanneer je de top bereikt, waardoor een zigzaglijn wordt gevormd, ook wel vetergang genoemd. Maakt het mogelijk om de intensiteit van je inspanning te verminderen en in je eigen tempo steile en zeer steile hellingen te beklimmen, waardoor de vermoeidheid wordt beperkt.

VEILIGHEID
Zoals bij elke sportieve activiteit is veiligheid van het grootste belang als je gaat sneeuwhiken. Vergeet niet de weersvoorspelling te checken, de veiligheidsuitrusting mee te nemen, een route te kiezen die je aankunt en vertrek niet alleen, indien mogelijk met een ervaren berggids. Keer terug of stel je wandeling uit als de weersomstandigheden niet gunstig zijn.

W

WANDELSCHOENEN
Schoenen geschikt voor bergwandelen, op hobbelige ondergrond en hellingen, zowel voor stijgen als dalen. Ze zijn meestal waterdicht, bieden een bepaald ademend vermogen en hebben verschillende schachthoogtes, voor meer of minder ondersteuning van de enkel. Je hebt er die speciaal ontworpen zijn voor winterwandelen, voor in de sneeuw: warmer, meer waterdicht en met een zool voor meer grip en hechting.

WATERDICHTHEID
Het vermogen van een kledingstuk of een schoen om extern vocht af te weren (dauw, mist, regen, sneeuw) en om je droog te houden. Voor textiel wordt dit gemeten in schmerber. Skikleding heeft over het algemeen een waterdichtheid die varieert tussen 5.000 mm schmerber en 20.000 mm schmerber, voor de meest performante.

WATERZAK
Zak vervaardigd uit dik plastic die men vult met water, hij is voorzien van een slang met een mondstuk aan het uiteinde om het water met de mond op te zuigen. Gemaakt om makkelijk in je rugzak te laten glijden, danzij de slang kan je drinken zonder hem eruit te halen. Zeer handig als je gaat sporten in de bergen om je te hydrateren tijdens het stappen!

WANDELPAD
Afgebakende weg in de natuur waardoor je in een natuurlijke omgeving te voet op verkenning kunt gaan. In de bergen is een wandelpad ook vaak een verbindingsas die geïsoleerde gebieden met elkaar verbindt. Een pad wordt meestal gemarkeerd als het deel uitmaakt van een route*, zoals dat vaak het geval is in de bergen.

X

Y

Z

ZOOL
Deel van je schoen dat in contact komt met de grond. Ze moet isolerend zijn en grip hebben, hechting.

KEN JE EEN WOORD DAT NIET IN DE LIJST STAAT? MELD HET ONS EN WE ZETTEN HET ERBIJ!